Beschrijving van de Rasstandaard
Bovenbelijning | De belijning gaat van de middelmatig lange hals vloeiend over in de rechte rug en lendenen en eindigt in de een weinig hellende kroep. |
Onderbelijning | Buik weinig opgetrokken. |
Staart | Tamelijk hoog aangezet. De staart reikt tot bijna aan de hak. Gedragen tot halverwege naar beneden en dan met een lichte boog opwaarts gekeerd. In actie wordt de staart gedeeltelijk gestrekt, het laatste deel met een lichte boog naar boven. Nimmer over de rug gekruld. Met uitzondering van het gedeelte bij de aanzet rijke beharing rondom, welke naar de punt van de staart in lengte afneemt. |
Rug | Krachtige rug, van middelmatige lengte, niet te kort, zodat door de rug met de goed gehoekte voor- en achterhand de lengte verkregen wordt welke tot het gestrekte beeld leidt. |
Lendenen | Sterk gespierd. |
Kroep | Kruis breed en lang, een weinig hellend. |
Borst | Diep, reikend tot aan de ellebogen en van voren gezien ruim. De voorste ribben mogen niet zo gebogen zijn dat de voorbenen bij het bewegen worden gehinderd. Een smalle, ondiepe borst is een ernstige fout. Lange ribbenpartij. Ook de achterste ribben dus goed ontwikkeld. Gewelfd, dus noch vlak, noch tonvormig. |
Ledematen | Voorhand: Schouders en opperarm: Schouderblad lang, schuin geplaatst en goed naar achteren liggend. Opperarm loopt schuin naar achteren zodat een goede hoek met het schouderblad wordt gevormd. Van voren en van opzij gezien moeten schouder en opperarm het voorste deel van de borstkas goed insluiten en daarmee een goed geheel vormen. |
Ellebogen | De ellebogen goed aangesloten, dus noch van het lichaam afgedraaid, noch zodanig aangedrukt dat ze de hond in zijn beweging belemmeren. |
Ondervoorbenen | Recht en goed gespierd. |
Pols (carpus) | Sterk met goed bot. |
Voormiddenvoet (metacampus) | Naar binnen noch naar buiten draaiend, licht verend. |
Voorvoeten | Rond tot ovaal met goed gesloten, gebogen, krachtige tenen en stevige voetzolen. |
Achterhand | Goed ontwikkeld, dus breed en diep gespierd. |
Dij en onderachterbeen | Het darm, dij- en schenkelbeen in goede hoekingen ten opzichte van elkaar geplaatst. De achterbenen staan van achteren gezien noch te nauw bij, noch te wijd van elkaar en ze zijn kaarsrecht: de sprongen naderen elkaar dus niet en wijken evenmin van elkaar af. |
Hak | Hak laag bij de grond. Achtermiddenvoet (metatarsus) dus kort. |
Achtervoeten | Als voorvoeten. |
Gangwerk | Uitgrijpend, harmonisch en stuwend gangwerk, noch nauw, noch wijd gaand in de draf, zonder slingeren en uitdraaien van ellebogen of hakken, neigend naar eensporigheid. |
Beharing | Een dichte, het lichaam goed bedekkende, niet gekrulde beharing die niet zuiver langharig is, doch, doordat zij op verschillende plaatsen langer is, de indruk van langharigheid wekt. Aan hals en voorborst is de beharing langer: de oren zijn bezet met lange, liefst gegolfde beharing. De oren, de achterkant van de voor en achterbenen en de broek zijn bevederd. Op de rug tot op de staart wordt een aanliggende golvende beharing op prijs gesteld. De staart is, behalve bij de aanzet, rondom rijk met lang haar bezet dat naar de punt toe in lengte afneemt. De voeten zijn tussen de tenen goed behaard. |
Kleur | Wit met bruine platen, met of zonder spikkels. Honden met een duidelijke schimmelkleur (mengsel van bruine en witte haren) met of zonder platen, zijn ongewenst. Minder gewenst zijn mantelhonden. De oren zijn bruin, evenals het haar rondom de ogen. |
Schofthoogte | Reuen : van 58 tot 63 cm.Teven : van 55 tot 60 cm.Overschrijding van de maat met een enkele centimeter is bij een evenredige bouw te aanvaarden. |